Prikwerk in het Knipkunstmuseum, deel 2

In onze verzameling prikwerk bevindt zich een devotieprentje, van de heilige Anna, de moeder van Maria en de grootmoeder van Jezus. [voorpagina] In een cartouche in het midden zit Anna, die zich overbuigt naar Maria die naast haar staat. Het “prentje is verder versierd met rozentakjes, sneedjes en de grotere vlakken zijn met prikwerk opgevuld. Onder de afbeelding staat in schrijfletters St. Anna. Op de achterkant staat ter hoogte van de cartouche: “Ter gedagtenis Uwer eerste Communie, ontvangen van den Eerwaarden Heer G. van Lieshout, Pastoor in de Sint Joris Steeg. Leyden 5 Julij 1808.

In de loop van de 16de eeuw werden dit soort prentjes veelal in vrouwenkloosters gemaakt. Doordat de boekdrukkunst een hoge vlucht nam, kregen steeds meer kloosters toestemming om in plaats van boeken te kopiëren en te verluchten deze devotieprentjes, “santjes werden ze later genoemd, te gaan maken. In later eeuwen werden ze machinaal gemaakt (gestanst). Ons priksel stamt uit de laatste fase van het handgemaakte werk.

Wie was deze heilige Anna nu eigenlijk? In de bijbel komen we haar nergens tegen. Ze is uitsluitend bekend uit apocriefe boeken. De oudste vermelding van Anna komt voor in het Proto-evangelie van Jacobus, dat omstreeks het jaar 150 moet zijn ontstaan. In dat boek worden voor het eerst de ouders van Maria genoemd, Anna en Joachim. Kort samengevat luidt de legende als volgt. Anna en Joachim zijn al meer dan 20 jaar getrouwd en hebben tot hun verdriet nog steeds geen kinderen. Als het Joachim daarom op een dag in de tempel door een priester verboden wordt een offer te brengen, trekt hij de woestijn in waar hij 40 dagen verblijft. Op een dag verschijnt er een engel in de gedaante van een jongeman en als deze hoort waarom hij daar zit, kondigt hij aan dat Anita en hij een dochter zullen krijgen en dat hij naar huis moet gaan. Anna heeft intussen een soortgelijke boodschap gekregen en wacht Joachims thuiskomst af bij de Gouden Poort in Jeruzalem. Negen maanden later wordt Maria geboren.

De ontmoeting van Anna en Joachim is veelvuldig in beeld gebracht door kunstenaars. Anna behoort tot de reeks van aanvankelijk onvruchtbare vrouwen die op latere leeftijd nog een kind krijgen net zoals Anita’s eigen dochter Maria, Sarah, Rachel en de moeder van Samuel. In het Oosten stond dit Jacobusevangelie in hoog aanzien. Pas in de 16de eeuw werd het door een Fransman meegebracht naar West Europa, maar in de voorafgaande eeuwen waren er al wel Latijnse bewerkingen waarmee westerse theologen zich bezig hielden en zoals het met overgeleverde verhalen vaak gaat, voeg de ieder weer iets toe, compleet met een verklaring. Volgens de legende zou Anna na Joachims dood nog tweemaal getrouwd zijn, met respectievelijk Cleophas en Salomas en zou ze nog meerdere kinderen en kleinkinderen gekregen hebben waaronder Maria Cleophas (4 zonen) en Maria Salomas (2 zonen). Deze kleinzonen komen we in de bijbel tegen als discipelen van Jezus. Deze was dus tijdens zijn leven omringd door minstens zes neven. Behalve over de afstamming van Maria en Jezus ontstond er onder theologen ook strijd over abstracte theologische vraagstukken. Dit alles deed de legendevorming onder het gewone volk geweldig toenemen. Er ontstond een ware cultus rond Anita. Men gaf haar naam aan kerken, kloosters, kapellen, altaren, broederschappen, rederijkerskamers, gilden en er werden bedevaartsoorden gevestigd en relieken verzameld. Ze werd de patrones van moeders, van zwangere vrouwen, van huwelijk en gezin en van weduwen Haar patronaat strekte zich uit van dienstboden tot bezembinders, wevers, vrouwen die linnen en wol vervaardigen, marskramers, eigenlijk tot elk beroep dat maar in de verste verte iets met het huishouden en het gezin te maken had. De cultus bereikte omstreeks 1500 haar hoogtepunt. Talloze malen is ze afgebeeld zowel door schilders als beeldhouwers. Soms wordt ze met haar hele familie afgebeeld, de Heilige Maagschap

de Heilige Maagschap 

dan weer samen met Maria en heel vaak met Maria en Jezus samen, de zgn. Anna-te-Drieën waarbij het Christuskind op Maria’s schoot zit en zij op haar beurt op Anna’s schoot, vaak ook afgebeeld als (ouder) kind.


Op afbeeldingen draagt Anita een zgn. hoofd-kindoek op de manier waarop veel moslimvrouwen hem nu nog dragen en daaroverheen een sluier die los over haar schouders valt. Als de sluier midden op het hoofd een kneep heeft, wordt daar de weduwenstand mee aangegeven. Op schilderijen draagt ze vaak een rode jurk met een groene mantel erover. Als attribuut heeft ze een opengeslagen boek of ook wel een druiventros bij zich. Het boek wijst naar haar rol als opvoedster, de druiven tros naar de wijn, symbool voor het bloed van Christus.

 

Vogel

Dit priksel stelt waarschijnlijk een parkiet voor, gezien de korte, dikke, haakvormige snavel, het slanke lichaam met een lange staart en de korte naar achter geplaatste poten. Hij zit op een tak waarvan het brede uiteinde meer weg heeft van een boomstam. Door het ontbreken van meer details en kleur valt er verder niets te determineren. Het werkje is niet gesigneerd en ook niet gedateerd. Interessanter dan de afbeelding is het mooie, gave watermerk dat in het papier aangebracht is. Het stelt een zittende vrouwenfiguur voor die een lans met hoed erop vasthoudt. Daarnaast staat een leeuw met in zijn opgeheven linkerpoot een zwaard en in zijn rechterpoot een bundel pijlen. Het geheel is omgeven door een lage palissade die met een hekje middenvoor gesloten is. Rechts boven deze afbeelding staan de letters Pro Patria. Dit watermerk kon me misschien een aanwijzing geven omtrent de periode waarin het papier gemaakt is en waar. Om daar meer over te weten te komen heb ik contact gezocht met de Koninklijke Bibliotheek (K.B) in Den Haag. De heer H.J. Porck, conservator van de papierhistorische collectie, kon na een korte beschouwing al vaststellen dat het papier omstreeks 1818/1820 gemaakt moet zijn en dat het hoogstwaarschijnlijk om handgeschept papier gaat. Het productieproces van zulk papier verliep als volgt. In een ronde of ovale kuip werden vermalen lompen vermengd met water zodat een dikke pap ontstond.

Voor het scheppen werd een schepraam gebruikt. Het bestond uit een raam van waterbestendig hout voorzien van houten ribben die aan de bovenkant heel smal toeliepen. Dwars op deze ribben waren dunne koperdraden (de vergeuredraden) gespannen die met heel dun draad op de ribben vastgemaakt werden. Zo werd ook het watermerk bevestigd.

Om de vorm heen sloot het deksel, een houten lijst die moest voorkomen dat de vloeistof meteen wegliep. Door het schepraam te schudden werden de papiervezels gelijkmatig verdeeld. Als het water eruit gedropen was, kon het deksel verwijderd worden en moest het natte papier nog diverse behandelingen ondergaan. In handgeschept papier zien we de afdruk van de vorm, dikke lijnen van de ribben (de ketting) en dunne lijnen van de koperdraden (de vergeure of zeeflijnen) en het watermerk. Voor dit prikwerk is handgeschept, gevergeerd (met zichtbare vergeure) papier gebruikt. Dat het papier van dit prikwerk uit het begin van de 19de eeuw stamt is te zien aan het ontbreken van schaduwlijnen bij de ketting. Voor 1800 waren die altijd te zien, omdat erbij het scheppen wat van de papierbrij tegen de kettingsteunen achter bleef. Door verbetering van de schepramen (smallere kettingsteunen) kwam dat na 1800 niet meer voor. Handgeschept papier wordt tegenwoordig alleen nog in bijzondere gevallen gebruikt, bv. voor notariële akten of oorkonden.

Na de beoordeling van het papier kwam het watermerk aan de beurt. In enkele boeken geheel gewijd aan dit onderwerp vond ik talloze Pro Patria watermerken. Het blijkt een zeer veel gebruikt watermerk te zijn. Niet bij allemaal stonden de contramerken erbij, d.w.z. de initialen van de eigenaar van de papiermolen of de papiermaker. In ons priksel komt zo’n contramerk helaas ook niet voor. Vaak staat het ver van de afbeelding vandaan en gaat het verloren als er maar een gedeelte van het papier gebruikt wordt. Over de oorsprong van het Pro Patria watermerk vertelt H. Voorn in zijn boek “Papiermolens in Noord-Holland’ dat het embleem uit het begin van de 15de eeuw stamt en dat het later het symbool werd voor de Zeven Verenigde Provinciën. De maagd is afgebeeld als gehelmde Pallas Athene, de hoed op de lans is het vrijheidssymbool. De palissade wordt “tuin” genoemd (vgl. het Duitse woord “Zaun”, dat omheining betekent). De tuin werd een symbool voor de Hollandse vrijheid, nadat graaf Willem VI van Holland in 1405 een dergelijke tuin (omsingeling) had gebruikt bij de belegering van kasteel Hagestein bij Vianen, zo wil het verhaal. Vanaf die tijd toon de het zegel van de Hollandse graven een leeuw in een tuin en aan het einde van de 17de eeuw komt Pro Patria als watermerk voor. Het wordt ook “Hollandia”, “Hollandse Maagd” en “Dordtse Maagd” genoemd. In de eerste helft van de 18de eeuw is het heel populair, in de tweede helft neemt die populariteit wat af, maar in de eerste helft van de 19de eeuw leeft die weer op. Allerlei papiermolens in heel Neder land hebben het gebruikt. Helaas kwam geen enkele afbeelding in “De papiermolens van Nederland” overeen met die in ons prikwerk. Misschien aardig om te vermelden is, dat ik op de merklappententoonstelling “Merkwaardig, vrouwenwerk van alle tijden” die in april en mei 2003 in museum Het Catharina Gasthuis in Gouda gehouden werd, een aantal malen de leeuw in de Hollandse tuin, maar zonder de Hollandse maagd, aantrof. Het kwam op mij over als een uiting van verlangen naar rust en vrijheid, een stil protest tegen alle gebeurtenissen uit die roerige tijd van onze geschiedenis, die het dagelijks leven van de burgers, vooral van de vrouwen, beslist niet gemakkelijker maakten.

De gekleurde bloem

In dit priksel zit ook het watermerk Pro Patria. Het gebruikte papier stamt uit de tweede helft van de l8de eeuw. Hier zijn behalve de kettinglijnen en de zeeflijnen duidelijk schaduwlijnen te zien langs de ketting waar een beetje van de papiermassa achtergebleven is bij het scheppen, het is dus gevergeerd papier. Zelfs is te zien waar een waterdruppel op het nog natte papier is gevallen tijdens het verwijderen van het schepraam. Door de kracht van de vallende druppel ontstond een putje dat wij nog zien als een dunne plek in het papier. Het watermerk is te herkennen, maar omdat het precies op de plaats van het prikwerk zit zijn de details niet te onderscheiden. Het werkje laat een fantasiebloemstengel zien met vier verschillende bloemen en twee soorten blaadjes. Na het prikken is het met waterverf of gekleurde inkt ingekleurd. Twee bloemen zijn oranjebruin, twee donkerrood en het kleinste bloemetje is geel. Van de blaadjes zijn de onderste drie zwaar beschadigd, alleen de omtrek is er nog, de rest is weg. Deze beschadiging trok direct de aandacht van de heer Porck. Het toeval wil namelijk dat op de restauratieafdeling van de K.B. op het ogenblik onderzoek gedaan wordt naar “groenvraat”, een beschadiging die veroorzaakt wordt door het koper in sommige groene pigmenten, dat het papier aantast. Een soortgelijk proces als bij het veel bekendere “inktvraat” waarbij het ijzer in oude inkten zich als het ware door het papier heen vreet en letters en lijnen op den duur helemaal doet wegvallen. Het verschijnsel is in de K.B. aangetroffen in atlassen bij de groene gebieden op de kaarten, maar ook bij ingekleurde prenten in oude boeken en verluchte handschriften. Koperhoudende verbindingen in groene pigmenten versnellen het normale, langzaam verlopende verouderingsproces van papier door oxidatie van de cellulosemoleculen waaruit het papier opgebouwd is aanzienlijk. Aan de achterkant van het papier verschijnt eerst een doorslag van de groene delen, dan treedt een verkleuring van groen naar bruin op en tenslotte valt het papier uit elkaar. Dat laatste is bij ons prikwerk dus al het geval bij de onderste bladeren en bij de bovenste is de verkleuring aan de achterkant reeds te zien. Externe factoren zoals de zuurgraad van het papier, het gebruikte bindmiddel en de bewaaromstandigheden (licht, luchtvochtigheid, temperatuur) kunnen de ernst van de schade nog vergroten. Op dit moment is er nog geen behandelingsmethode gevonden om het oxidatieproces te stoppen of zelfs maar af te remmen. Het probleem is dat het koper een essentieel bestanddeel van de groene kleur is en dus niet verwijderd kan worden. Internationaal wordt naarstig naar een oplossing gezocht. Zo werd een priksel, dat ik zelf eigenlijk het minst interessant vind toch een belangwekkend object, helaas wel naar aanleiding van een onherstelbare beschadiging. Een kopie ervan is toegevoegd aan de verzameling voorbeelden van “groenvraat” van de restauratieafdeling van de K.B.

door Atty Broer

geraadpleegde literatuur
– “Heilige Anna, grote moeder(…)“ tentoonstellingscatalogus Museum voor Religieuze Kunst, Uden 1992
-“Christelijke symboliek en iconografie”, Prof. dr. J.J.H. Timmers, 1987
– “De papiermolens van Nederland”(3 delen), H. Voorn ,1960,1973,1985
– “Watermarks in paper in the XVII en VIII Centuries” W.A. Churchill
– “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur was groen!” artikel van Dr.H.J. Porck, Den Haag 2003.

Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief van het Nederlands museum van knipkunst en de Stichting W. Tj. Lever 2003-2