Prikwerk in het Knipkunstmuseum, deel 4

door Atty Broer

De pendanten
Deze twee stukken behoren tot de mooiste van ons museum. Ze zijn gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk van Leendert Hendrik Viruly en Annette Bartholine Christine van Pelt, dat op 1 december 1820 in Schiedam gesloten werd. Ze zijn even groot (ca. 46 x 35 cm) en geprikt in velijnpapier afkomstig van de fa. J.D. Honig, een beroemde papiermaker in de Zaanstreek. Beide prikwerken zijn symmetrisch van opzet, maar de uitwerking is dat niet helemaal. Links en rechts klimmen rozentakken omhoog met fraai gevormde bloemen, knoppen en blaadjes waarin reliëf is aangebracht door van twee kanten te prikken en het papier aan de achterkant op te bollen.

Op het prikwerk voor Annette staan links en rechts aan de onderkant twee olifanten met opgeheven slurf wel beschouwd als symbool van de zachtmoedigheid, omdat het dier nooit met andere dieren vecht, behalve als het zelf aangevallen wordt en het bovendien heel voorzichtig omgaat met jonge en kleinere dieren. De beweeglijkheid van de slurf is met een bandering uitgedrukt. De grote oren en de huidplooien zijn met reliëf aangegeven. De achterlichamen zijn er niet, op de plaats daarvan zitten bloemenranken waarvan de stelen elkaar midden onder naderen waar ze overgaan in een uit kleine blaadjes bestaande cirkel waarin staat “Huwelijksfeest 1820”. Links en rechts zwemt een zwaan met een jong op de rug, symbool voor zuiverheid en gratie. Op het middengedeelte tussen de bloemenranken staan haar namen onder elkaar,

Annette Barte Christe Van Pelt met gekrulde hoofdletters en mooie schrijfletters met dunne ophalen en zware neerhalen waarvan de brede gedeelten met prikjes opgevuld zijn. Het geheel wordt beschenen door een stralende zon.

De opbouw van Leendert Hendriks werk is net als dat van zijn vrouw. Daar zien we dus ook de bloemenranken en de cirkel met “Huwelijksfeest 1820”, maar verder zijn voor hem andere attributen afgebeeld. Zo zien we onderaan links en rechts van de cirkel een hoorn des overvloeds, een anker (belooft houvast en veiligheid), een baal en een vat, kennelijk zaken die bij zijn beroep van “koopman en koornwijnstoker”, zoals in de huwelijksakte vermeld wordt, passen. De maker van het prikwerk wist toen nog niet dat Viruly zich minder zou bezighouden met de handel in stukgoederen dan wel met die in onroerend goed, met name land. Bovenaan in het midden staat een grote schaal op een voet met daarin een fontein, die op twee niveaus haar waterstralen naar alle kanten spuit. In het middengedeelte staan zijn namen onder elkaar.

De maker van beide stukken heeft bijna volmaakt werk afgeleverd. Bijna? Ja, want in beide heeft hij -vast expres- een klein foutje gemaakt. In het stuk voor Annette steekt een van de olifanten zijn slurf door de oranjebruine omlijsting en in dat van haar man is een klein blaadje aan de bovenzijde van het stuk niet ingevuld met prikwerk. Dit sluit aan bij de traditie van het aanbrengen van een fout in een kunstwerk, omdat men niet aan God gelijk is en dus in deze onvolmaakte wereld niet iets volmaakts kan of mag afleveren. Ook nu nog zien we dit toegepast bij bijvoorbeeld quiltwerk, tapijten en mozaïeken. Gezien de kwaliteit van zijn werk moet de maker een ruime ervaring gehad hebben. Helaas kennen wij zijn naam niet en we hebben nog geen ander werk van hem achterhaald. Jammer is ook dat prikwerk niet goed te fotograferen is, zodat we geen afbeelding in de nieuwsbrief kunnen tonen, maar de stukken behoren tot de vaste opstelling van het museum. Dus, wanneer u in Schoonhoven bent, ze zijn altijd te bekijken.

Viruly en zijn vrouw waren allebei afkomstig uit een gegoede koopmansfamilie. In de volgende nieuwsbrief hoop ik daar wat meer over te vertellen. Helaas verloopt het onderzoek naar Viruly’s achtergrond nogal moeizaam, omdat archiefstukken die ik wil raadplegen door gemeentelijke herindeling in midden Delfland van hun oorspronkelijke bewaarplaats (meestal het gemeentehuis) overgebracht zijn naar grotere archieven in de regio. Ook dat behoort bij het doen van onderzoek.

Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief van het Museum voor Papierknipkunst en Stichting W. Tj. Lever, 2003-4.