Scharen en schaartjes

door Jeannet Pasterkamp

Voor een knipsel heb je in principe niet meer nodig dan schaar en papier.
Een schaar is een interessant stuk gereedschap dat in de loop der tijd een gedaanteverwisseling heeft ondergaan. Wij pakken een mes of een schaar en denken er verder niet bij na, maar aan onze ‘moderne’ schaar liggen twee ingenieuze uitvindingen ten grondslag.

Een scherp bot, een geslepen steen, je kon er mee snijden. Een mes van metaal was al een hele vooruitgang. Maar wie zou er bedacht hebben, dat een mes van twee kanten kon snijden? Die uitvinding is al heel lang geleden gedaan. De eerste scharen zijn opgegraven in het oude Egypte, ca. 300 voor Chr. Het zijn zgn. knijpscharen. Ze zijn heel eenvoudig en bestaan uit één stuk. Het is een cirkelvormige greep met twee spits toelopende bladen die langs elkaar heen snijden. Door in de greep te knijpen, kan men knippen.

Via de Romeinen is dit soort schaar in Nederland terechtgekomen. In de buurt van Nijmegen, waar een groot Romeins garnizoen was, zijn veel scharen opgegraven. Ze dateren uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Ze zijn nog steeds heel eenvoudig, maar er zijn ook luxe exemplaren bekend die op een toilettafel van hooggeplaatste personen thuishoorden. Eenvoudige scharen werden in Nederland gemaakt; ze werden gebruikt door kappers en kleermakers. De luxe exemplaren zijn vanuit Italië, Gallië en het Rijnland (Keulen) ingevoerd. In Dorestad (Wijk bij Duurstede) is een oude schaar gevonden uit ca. 500 na Chr.

Hierna is het lang stil geweest. Scharen waren nog altijd een schaars artikel. Pas in de middeleeuwen kwam de productie goed op gang. Ze werden door smeden met grote vakbekwaamheid op een eenvoudig smidsvuur gemaakt. De oudste ijzeren knijpschaar die ooit in de omgeving van Amsterdam is opgegraven, werd aangetroffen in de lemen vloer van een terphuis in Oud‑Diemen, daterend uit de periode 1110‑1120.

De scharen waren nog steeds heel eenvoudig, met lange, spitse bladen. Maar daar kwam verandering in. Waar de greep overging in het snijblad, werd de schaar versierd met een of meerdere knoppen. Deze versiering sloot aan bij de vormentaal uit die tijd. De versieringselementen, met name een klaverblad of driepas, zijn ook bij Gotische kerkramen uit die periode te zien. Bij andere scharen werd de greep heel kunstig versierd. Ook de bladen van de schaar veranderden; ze werden korter en breder. Soms is hierop het merkteken van de smid te ontdekken. De scharen werden vaak bewaard in een leren hoes.

In de late middeleeuwen waren er behalve bij kleermakers ook al in gewone huishoudens scharen. Hij werd door de huisvrouw met een koord aan de gordel gedragen, samen met bijv. ander naaigerei en een sleutelbos. Zo had men de schaar altijd bij de hand en kon hij niet zoek raken.

Een heel nieuwe ontwikkeling waren de scharnierscharen. Ze kwamen waarschijnlijk uit Byzantium of de Islamitische wereld. In de Romeinse wereld zijn ze bekend in de eerste eeuw na Christus. De uitvinding ervan wordt (o.a. op internet) ook wel aan Leonardo da Vinci (1452‑1519) toegeschreven, maar omdat er veel oudere scharnierscharen zijn opgegraven, kan deze bewering niet kloppen!

De oudste ijzeren scharnierschaar die in Amsterdam opgegraven is, dateert uit de periode 1450‑1500. In de zestiende eeuw werden beide soorten naast elkaar gebruikt, zoals te zien is op oude schilderijen, maar langzamerhand werden door de deftige burgerij bij naaien en borduren liever scharnierscharen gebruikt. Ze knipten plezieriger. Ook kwam er in steeds meer huishoudens een schaar. Dit is een gevolg van de industriële ontwikkeling, waardoor scharen als massaproduct gemaakt konden worden. Langzamerhand verdween de knijpschaar uit de huishouding.

Knijpscharen werden nog wel gebruikt als groot gereedschap voor bijv. schaapscheren. Toch werd dit type grote schaar ook nog voor fijne doeleinden gebruikt, bijv. door papierknippers in Polen.

Er zijn in de zestiende en zeventiende eeuw in ons land schitterende knipsels gemaakt. Hoewel het woord knipsel anders doet vermoeden, werden ze niet alleen geknipt, maar ook gesneden. Dat ze tegenwoordig in Nederland meestal geknipt worden, zal ongetwijfeld aan de hoge kwaliteit van de scharen liggen.

Evert Root (1896‑1978), de bekende knipkunstenaar uit Amsterdam, heeft een knipsel gemaakt van zijn begrafenis. Hij wilde graag een schaar mee in zijn kist. Hij zei hierover: “Dan kan ik, als ik boven kom, direct op Petrus afgaan en zeggen: ‘Hé Petrus, kom es effies hier.’ Dat wordt dan meteen het mooiste portret.” In werkelijkheid is er geen schaar met hem mee gegaan. Zijn scharen zijn, met een deel van zijn knipsels, in het Openluchtmuseum in Arnhem terecht gekomen. Daar waren ze afgelopen zomer [2006] te zien in de vitrine-expositie.

Tegenwoordig worden er weer nieuwe knijpscharen naar oud model gemaakt. Veel mensen die in historische toneelgroepen meespelen, hebben zo’n schaar aan hun gordel hangen. Niet alleen voor de show, je kunt ze ook echt gebruiken, net als vroeger.

Eeuwenlang is er aan het ontwerp van scharnierscharen niets meer veranderd, maar nu is er een nieuw ontwerp schaar, een combinatie van een knijp- en een scharnierschaartje. Het lijkt wel iets op een pincet. Je kunt er heel fijn mee knippen. Het is even wennen, maar het werkt prettig. Voor mensen met reuma is het een uitkomst. Want we willen toch allemaal graag blijven knippen.

Nawoord
Voor de samenstelling van dit artikel ben ik o.a. in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden geweest. De algemene kennis over scharen heb ik gekregen bij het Bureau Monumenten & Archeologie – afdeling Archeologie, waar ik de scharen uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum mocht bekijken. Dit was een bijzondere belevenis. Daarom wil ik de heer Wiard Krook graag bedanken voor zijn hulp en medewerking.

Foto’s:

  1. Luxe Romeinse schaar. Collectie: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.
  2. Oudste schaar, opgegraven bij een woonterp in Diemen uit 1110‑1120 (DIEM‑323‑6).
  3. Opgegraven smidsvuur aan de Nieuwendijk in Amsterdam, waar tussen ca. 1200 en 1300 scharen gesmeed werden. Foto: W. Krook
  4. Knijpschaartje uit 1500‑1550. (RUS 107) Zo worden de scharen goed gedocumenteerd.
  5. Knijpschaar met brede bladen uit 1600‑1650. (KG 1‑1)
  6. Scharnierschaar uit 1700‑1750 (MW 6‑4)
  7. Scharnierschaar uit periode 1800‑1900, (MC7‑772). Zo worden op de afdeling Archeologie van het Bureau Monumenten & Archeologie in Amsterdam de scharen goed bewaard.
  8. Pools knipwerk. Expositie ‘Geknipt voor u’, zomer 2005 in het museum ‘Betje Wolff’ te Middenbeemster.
  9. Knipsel van Evert Root over zijn begrafenis. afm. 13,5 x 21 cm.
  10. Oud en nieuw model knijpschaar naast elkaar. (Zie nr. 13)
  11. Etui met scharen van Evert Root Sr. Foto Joke Verhave
  12. Wat is dit nu weer?
  13. De collectie schaartjes van Tineke Kroes.

Foto’s
Nrs. 2 t/m 7 Collectie: Amsterdams Historisch Museum / Bureau Monumenten & Archeologie – afdeling Archeologie. Onder de bijbehorende nummers zijn de scharen opgeslagen en gedocumenteerd.
Foto’s waar geen naam bij staat, zijn genomen door J. Pasterkamp.

Geraadpleegde literatuur:

  1. Jan Baart, Wiard Krook, Ab Lagerweij e.a., Opgravingen in Amsterdam. 20 jaar stadskernonderzoek (Amsterdam, 1977).
  2. C.E. Houkes, Werktuigen, Gereedschappen in Amsterdam. Doctoraalscriptie Europese Archeologie, afstudeerrichting Middeleeuwen‑Nieuwe Tijd (Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2004).
  3. Joke Verhave, ‘Evert Root, een kunstenaar met de schaar’, in: B en M 1980 nr. 2.

Dit artikel verscheen in Knip-Pers 2006-4.