Door Frouke Goudman
“De donkere dagen voor Kerstmis!” Een door mijn moeder gebruikte uitdrukking. En wat doet een mens in een donkere tijd? Op zoek gaan naar lichtpuntjes.
Wij gaan ze knippen.
Iets ongrijpbaars als licht is natuurlijk niet uit te beelden, maar wél weer het effect dat het heeft op zijn omgeving.
Kijkt u ook nog even naar vlakverdeling 6 in Knip-Pers 1989-2, met de ondergaande zon. Dit is een soort vervolg.
Denkt u in deze tijd van het jaar aan een kersttafereel met herders, die hun ogen beschermen tegen het felle licht in de kerstnacht. Licht in de verte geeft dingen op de voorgrond een zwart silhouet. Een donkergrijze lucht die lichter wordt in de buurt van de lichtbron en die we dan ook helemaal wit, zeer fijn gestreept of met andere dunne lijnen overdekt laten: afhankelijk van het onder werp.
Licht dichterbij schijnt op iets, of over iets heen. En is dan ook goed duidelijk te maken. Kijk maar eens naar afbeelding E. De top van de kerstboom heb ik één tint donkerder geknipt op de plaatsen waar hij in de lichtcirkel valt. Gewoon elke lijn een halve millimeter of zo dikker knippen. Omdat de lichtbron verder naar beneden zwakker wordt, liet ik de boom zwart, dat gaf nog het beste contrast!
We gaan wat streepjesoefeningen doen om een lichtje te suggereren. U hoeft echt niet te kunnen tekenen hiervoor!
Een simpele omtrek van een kerstboom en een cirkel is makkelijk te maken. Hier gaan we dan.
A.
De eenvoudigste. Allemaal cirkels om een wit gehouden lichtbron. Heel dunne, ver van elkaar staande vlak om de lichtbron heen. Wat bredere of dichter bij elkaar staande (dit geeft ook een donkerder effect), verder weg. Plaats de kerstboom zwart op de voorgrond en uw knipsel is af.
B.
We knippen in hetzelfde ontwerp een halftoon met de omtrekken van een extra kerstboom. Op die plaats laat u de achtergrondstrepen gewoon wat dikker.
C.
Knip allemaal horizontale lijnen en spaar de zwarte vorm van een kerstboom uit. Binnen de denkbeeldige lijn van een cirkel (lichtbron) versmalt u de lijnen heel sterk. Dit voorbeeld geeft een geleidelijke overgang maar u kunt er ook een trappetje van maken. Teken dan meer cirkels om elkaar en verspring elke keer van lijndikte als u bij een andere cirkelboog komt. Dit is een beetje te zien in een schetsknipseltje (afb. C-1), dat nog niet verder is uitgewerkt. Maak eventueel weer een extra boom in half toon erbij!
D.
Vul cirkelranden met streepjes of iets dergelijks, die steeds dikker worden geknipt naar de achtergrond toe. Wil Olieman uit Rotterdam maakte deze kaars!
E.
Vul cirkelranden met steeds wisselende voorstellingen tot deze weer verdwijnen in de achtergrond, het zwart dus.
In dit geval is het veel moeilijker om een juiste “verloopkleur” te knippen, dat zult u wel merken. Het is soms wel leuk om het af en toe een beetje minder gladjes te laten verlopen, anders wordt uw werk nog saai ook!
F.
Een experimentje. combinatie van twee invullingen binnen één lichtcirkeltje, in dit geval het kerstboomlichtje.
De grens is de contour van de kerstboom zèlf. Zie ook afb. C-1.
A+B, A+C, B+C en A+B+C zijn fotokopie grapjes om u op een idee te brengen. Ziet u dat zo’n streepknipsel best wat donkerder kan zijn? Het licht lijkt zo wel beter uit te komen
Laten we hopen dat dit licht verteerbare kost voor u was! Veel plezier weer met deze oefening. Een heel gelukkig Nieuwjaar.
Dit artikel verscheen eerder in Knip-Pers 1989-4