Vlakverdeling: Vlakveredeling of Vlakverdelging?

Door Frouke Goudman-Cupido

Waarom blijft u bij het ene knipsel of die ene tekening geboeid staan kijken en geeft het u een ontspannen gevoel en denkt u bij het andere: “Knap hoor, ik zou het zelf niet kunnen, maar ik mis wat!” Het laatstgenoemde werk bent u snel weer vergeten en u kijkt er geen tweede keer naar.

afb. 2

Waar zit hem dat nu in? Is de een de tekenkunst soms meer vaardig dan de ander? Nou, met de volgende min of meer abstracte knipsels (afb. 2 en 3) is dit zeker niet het geval. Ze vallen mij het eerst op door hun geweldige compositie, niet om wat ze nu eigenlijk voorstellen.

afb. 3

Laten we gewoon eens naar een paar knipseIs kijken: de poppetjes (afb. 4). We zijn hier vast allemaal mee begonnen. Heel eenvoudig, de ene rij positief, de andere diapositief. Wat valt u hierbij op?

afb. 4

Ze beheersen in al hun simpelheid wel degelijk het hele vlak, ze zijn er niet van af te duwen. Let u eens op de verhouding van wit en zwart in beide knipsels. Wit en zwart zijn niet ondergeschikt aan elkaar, maar vullen elkaar aan. U kent allemaal wel de oefening waarbij een stuk papier in twee gelijke helften verdeeld wordt, een witte en een zwarte. Uit het zwarte vlak wordt iets geknipt en op het witte geplaatst. Zo ontstaat er een harmonieus evenwicht. We komen soms in de problemen als we deze veilige basis verlaten en zonder steun door willen gaan. Let u ook eens op het werk van de graficus Escher. Zijn zwart-wit oefeningen zijn wereldberoemd (afb. 5).

afb. 5, M.C. Escher

Een juiste balans is ook voor een knipwerk van het grootste belang. De een geeft de voorkeur aan het wankele evenwicht van de koorddanser, terwijl de ander dat van de zware tafel met de vier stevige poten kiest. Naast de balans kennen we de spanning die we in ons werk kunnen oproepen als we dat nodig vinden (afb. 6).

afb 6.

Bekijkt u even de bomen met de appeltjes (afb. 7). Twee verschillende knipsels. Het papier is eerst in vieren gevouwen en daarna zijnde boompjes uitgeknipt, de ene keer uit het centrum, de andere keer iets uit het midden: het laatste roept veel meer spanning op. Het is maar net welk effect u beoogt, als u de techniek maar beheerst!

afb. 7

afb. 8.

Een goede opzet geeft aan het eind geen teleurstelling: “Eens kijken wat er van geworden is!”

Geslaagde knipsels hebben allemaal een “ruggengraat” (afb. 8). Het is één geheel, er zitten geen onduidelijke slierten over het vlak, open en dichte partijen wisselen elkaar af. Kijkt u uit dat, wanneer u aan een minutieus kantwerk begint, er ergens een grote lijn in zit. Laat niet uw werk, hoe knap geknipt ook, als een saaie pudding in elkaar storten!

afb. 9

Stelt u zich een boom voor die alleen maar bestaat uit blaadjes, allemaal even groot en perfect geknipt. Zou het geheel niet aan kracht winnen als er ergens een forse tak, vrucht of weet ik wat aan toegevoegd was?
Laat ook de achtergrond of omlijsting het hoofdonderwerp niet opslorpen, deze speelt een belangrijke rol als contravorm! (afb. 9)

Tot slot wil ik met u een paar eenvoudige oefeningen doen in een stukje zigzag in vieren gevouwen papier (afb. 10 en 11).

Mijn voorbeeld is geknipt uit ruim 7 x 12 cm. We gaan uit van poppetjes en boompjes omdat iedereen dat maken kan. De gevorderden kunnen in de uitwerking van de details gewoon verder gaan, het papier openvouwen en wéér een detail aanbrengen, enzovoort.

De volgende keer gaan we ook kijken hoe anderen dit probleem van vlakverdelen oplosten. De Jugendstil levert vaak prachtige voorbeelden.
Maar nu, véél succes alvast met deze oefening!

Bronnen:
Grafiek en tekeningen, M.C. Escher
Catalogus Erste Schweizerische Scherenschnitt-Ausstellung
Catalogus Berner Scherenschnltt-Ausstellung
Leer Knippende Zien, I.G. Kerp-Schlesinger
Catalogus Kniptentoonstelling 1987 te Haifa, Israël
Jugendstil, Grafiek en Tekeningen, Hans H. Hofstätter

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Knip-Pers 1988-1