Door Rieny van Beek.
De pijp speelde vroeger bij de verkering een belangrijke rol. In Groningen was het de gewoonte dat een jongen, die bij zijn meisje thuis kwam, een pijp kreeg aangeboden, waaruit hij de hele avond rookte. Hierop schreef hij zijn naam. Kreeg hij bij een volgend bezoek dezelfde pijp, dan werd hij als vrijer aanvaard door het meisje. In Drenthe kreeg de vrijer ook een lange pijp aangeboden. Tot driemaal toe vroeg hij een kooltje vuur voor zijn pijp. Wanneer hij dit kreeg dan aanvaardde het meisje hem als vrijer. Bij weigering moest de arme jongen de aftocht blazen. In Friesland wist een jongen dat hij geaccepteerd werd door het meisje, als zij hem met een vriendelijk gezicht een stoel en een pijp aanbood. Op Ameland was het de gewoonte dat de jongeman, die uit vrijen wilde gaan, op zondagavond naar het huis van zijn uitverkorene ging en daar aanklopte. Hij vroeg dan of hij zijn pijp mocht aansteken, Het meisje kwam dan met een vuurtestje. Gaf ze het de jongen In de hand dan kon hij, na zijn pijp aangestoken te hebben, weer naar huis gaan. Hield ze de test vast, dan was de jongen welkom en kon hij binnenkomen.
De bruidegomspijp was een symbolisch huwelijksgeschenk sinds 1776 tot het begin van deze eeuw, bij de boerenstand. De pijp was een vruchtbaarheidssymbool en de versieringen symboliseren huwelijkstrouw en liefde. De versiering bestond uit bloemen, linten en strikjes en soms ook glazen balletjes in de vorm van druiven, dit is een vruchtbaarheidssymbool.
Op de huwelijksdag werd de versierde pijp aangeboden aan de bruidegom door de dienstbode, de buurvrouw of de zuster van de bruid. De bruidegom mocht de pijp alleen op de huwelijksdag gebruiken. Daarna kreeg de pijp een ereplaats in huis in een kastje, gemaakt door de bruidegom of zijn familie. 0p Terschelling werd het kastje door de aanstaande bruidegom gemaakt tijdens de wintermaanden, uit aangespoeld wrakhout. In de de winter gingen de vissers in verband met het vaak slechte weer niet varen en hadden tijd voor dit handwerk. De pijp werd na de huwelijksdag alleen nog gerookt op het koperen, zilveren en gouden huwelijksfeest.
In Overijssel was het de gewoonte dat er bij de geboorte van een kind een rode strik om de pijp gedaan werd. In Gelderland gold de regel: “Breekt de pijp, dan wordt de vrouw het hoofd van het gezin”. In andere streken van ons land geloofde men dat het huwelijk kapot zou gaan als de pijp zou breken. In Groningen kreeg de bruid op de huwelijksdag twee versierde kopjes aangeboden, waar het bruidspaar uit moest drinken. In Gelderland werden deze bruidskopjes na de huwelijksdag samen met de bruidegomspijp in het kastje geplaatst. In de Achterhoek noemde men het kastje de trouwkaste.
Op Terschelling werden bij de pijp ook de borrelglaasjes van bruid en bruidegom in het kastje gezet. In Utrecht werd de pijp door de bruid gestopt en aangestoken. Hierna gaf zij hem aan de bruidegom, die er de hele dag uit bleef roken. Dit wijst op onderdanigheid van de vrouw. Tijdens de wittebroodsweken rookte de man elke zondag uit de pijp, daarna werd hij in een kastje geplaatst in de mooie kamer. En West Friesland en de Zaanstreek kwamen dezelfde pijpen en kastjes voor als in Friesland. Hier zag je mooie reliëfpijpen met symbolische afbeeldingen versierd. Enkele voorkomende symbolen: Twee ineengeslagen handen betekenen eendracht, vriendschap en trouw. Twee vogels stellen de ware liefde voor, een vlammend hart is een symbool voor de liefde, evenals rozen en een hart.
Granaatappels zijn een teken van vruchtbaarheid, een duif betekent zachtzinnigheid en liefde. Twee harten is het symbool van twee levens, die aan elkaar worden verbonden. Op bruidsgeschenken was vaak het hart te zien, vergezeld door twee liefdevogeltjes, die het verlangen van beide aanstaande echtgenoten om naar elkaar toe te vliegen tot uitdrukking brachten. In Friesland was het de gewoonte om bij de geboorte een geboortelepel te geven, die tijdens de bruidsdagen en op de trouwdag gebruikt mocht worden. Iedereen die in de bruidstijd in het ouderlijk huis van de bruid kwam, moest op de gezondheid van het jonge paar drie lepels brandewijn met rozijnen,de bekende boerenjongens, uit de brandewijnkom nemen. De gasten gebruikten hiervoor de geboortelepel van de bruid.
In de vorige eeuw zat het bruidspaar tijdens de bruiloft onder een met groen versierde kroon, met in het midden vaak twee in elkaar geslagen handen of twee doorboorde harten. Dit waren de symbolen voor liefde, trouw en levenskracht. In Noord Holland vergezelde de bruidskroon het bruidspaar op hun trouwdag. Na het feest werden zij onder een baldakijn met de bruidskroon naar huis gebracht. De krans was een huwelijkssymbool wanneer man en vrouw samen de krans vasthielden. Kroon en krans waren een symbool van de onschuld van zowel de hemelse als de aardse bruid. Een krans met een gekroond hart, doorstoken met twee pijlen en vastgehouden door man en vrouw stelt de betekenis van het huwelijk voor. De kroon boven het hart symboliseert trouw, het bekroonde hart, doorboord met twee pijlen is de liefde. De man heeft een duif op zijn hand, symbool voor echtelijke trouw. De vrouw heeft een palmtak in de hand, symbool voor het leven.
Gelezen: H.P. Tupan, De Bruidegomspijp.
Dit artikel verscheen eerder in Knip-Pers 1991-3