Door Rieny van Beek
Met Kerstmis staat in veel huizen een kerstboom met zijn stralende lichtjes. Deze gewoonte bestaat nog niet zo heel lang. Wel was er in de boerengemeenschappen een gebruik om begin december, meestal op 4 december – Sinte Barbara – een kersen- of berketak in het water te zetten, die dan met Kerstmis bloeide of uitliep. In Zuid-Limburg werden deze takken Barbaratakken genoemd. De eerste versierde kerstbomen kwamen in Duitsland, in Straszburg, voor. Omstreeks 1850 waren ze ook bij ons te zien, voornamelijk in de grote steden. Meestal hebben katholieken een kerststal bij de kerstboom staan. Vóór Kerstmis ziet men daarin alleen .Jozef en Maria. In de kerstnacht komt het kindje Jezus erbij en de herders met de schapen. Op Driekoningen verschijnen de drie wijzen met hun kamelen en daarna wordt het stalletje weer opgeborgen.
In sommige streken was het de gewoonte om de klokken te luiden, zoals het Sint Thomasluiden in Katlijk en Oudenhorne. Daar luidde men onafgebroken vanaf 21 december tot Nieuwjaar de klokken.
Het blazen op de midwinterhoorn was een gewoonte in Twente. Vanaf de eerste Adventszondag tot Driekoningen toe bespeelde de Twentse boer, vooral ‘s avonds na negen uur, zijn instrument, waarbij de put als klankbord dienst deed.
Nieuwjaar
Onze voorouders kenden geen bepaalde nieuwjaarsdag. De overgang van het oude jaar naar het nieuwe werd gevierd met een feestperiode van twaalf dagen: de zogenaamde Twaalf Nachten, die duurde van 25 december tot 6 januari.
Tijdens deze feesten werden er vreugdevuren ontstoken. Ook geloofde men dat de geesten van gestorvenen in de Twaalf Nachten terug keerden op aarde en men probeerde deze door geraas te verjagen. Dit gebeurde door het blazen op hoorns, het ratelen met ratels, het luiden van klokken, het lossen van schoten. Dit verklaart waarom er nu nog steeds in de oudejaarsnacht zoveel lawaai en vuurwerk is.
Na de komst van het christendom plaatste de kerk aan het begin van de Twaalf Nachten de Kerstdag, aan het einde de Driekoningen en in het midden de Romeinse Nieuwjaarsdag van 1 januari.
Driekoningen
Het grote huiselijke feest van de winter was in vroeger eeuwen Driekoningen. Volgens het evangelie van Mattheus ging het eçhter om drie wijzen, die koning Herodes naar de geboorteplaats van Jezus vroegen. In later tijden werden zij koningen genoemd en van namen voorzien: Caspar, Melchior en Balthasar. Op Driekoningenavond gaf men elkaar geschenken en werd er een koning gekozen. Dat ging soms met een koningsbrief of door het eten van een koningsbrood. De koningsbrief was een vel met 16 plaatjes, waarop afbeeldingen van de koning, koningin en hun hofbeambten. Dit vel werd in 16 stukjes geknipt en ieder grabbelde een briefje en vervulde het ambt dat hij getrokken had. Ook kon men een koning kiezen door met elkaar te eten van een koningsbrood of bonenkoek, waarin een boon verstopt was. Wie de boon in zijn plak koek vond, werd tot koning gekroond met een kroon van verguld papier. Een andere gewoonte was dat sterrenzangers, gekleed in een wit hemd en met een vergulde kroon op het hoofd, zingend met een ster in de hand langs de huizen gingen om een gift te ontvangen. In sommige delen van het land wordt dit nog steeds door kinderen gedaan.
Gelezen:
Ir W.F. van Heemskerk Düker en Ir H..J.van Houten, Zinnebeelden in Nederland
Dr C.C.van der Graft, opnieuw bewerkt door Dr Tj.W.R. de Haan, Nederlandse voiksgebruiken bij hoogtijdagen
Bovenste knipsel: E. van de Broecke, België
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Knip-Pers 1987-4